De middelste teunisbloem (Oenothera biennis) is een tweejarige, tot 1,5 (meestal tot 1,2) m hoge plant uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae). Volksnamen zijn onder andere nachtkeers, nachtpitjes, nachtkaars, leliën-van-een-nacht en vierentwintiguursbloem. De soort is afkomstig uit Noord-Amerika.
De plant groeit zowel op droge als op vochtige grond en staat het liefste in de volle zon. De plant heeft een voorkeur voor lichte zandgrond en middelzware grond als leem die licht zuur, neutraal of licht basisch is.
De gele bloemen hebben vier kroonbladen. Ze hebben zowel stamper als meeldraden. De bloeiperiode loopt van juni tot september. De groene kelkbladen zijn na de opening van de bloem teruggeslagen. De stijl is tot 1,5 cm lang. De stengel- en schutbladen zijn drie tot vier maal zo lang als breed. De bloemen gaan 's avonds vanaf zes à zeven uur open. De bloemen zijn iets kleiner dan die van de grote teunisbloem (Oenothera erythrosepala). De top van de bloeiwijze staat ook in het begin rechtop.
Bestuiving vindt plaats door vlindersoorten en bijen. Deze laatste trekt de plant in ruime mate aan. De middelste teunisbloem is de waardplant voor de teunisbloempijlstaart (Proserpinus proserpina).
Jonge wortels kunnen als groente gegeten worden, de bloem wordt ook wel hamwortel genoemd omdat de wortels dezelfde kleur hebben als ham. Ze hebben een peperachtige smaak. Jonge stengels kunnen ook als salade gegeten worden. De bloemen kunnen ook als kleurrijk element in salades worden gebruikt.
De rijpe zaden bevatten 7-10% gamma-linoleenzuur, een zeldzaam essentieel verzadigd vetzuur. De olie uit de zaden wordt gebruikt bij menstruatiepijn.